De laatste keer dat ik een lifer zag was tijdens een kort bezoek aan de Meersen van Cetina. Ik had toen de eer om een kerkuil te spotten. Het wordt steeds moeilijker om mijn levenslijst uit te breiden, maar afgaande om de lijst van vogels die geobserveerd zijn in de provincie van Cadiz door andere vogelaars, heb ik nog wel een heleboel soorten te gaan. Vandaag was het noordoosten van de provincie Cadiz aan de beurt voor een bezoekje, meer bepaald de streek rond Trebujena. Ongeacht of ik een nieuwe soort zou spotten of niet, ik wist zeker dat ik iets bijzonders zou waarnemen, want in de maand mei is de natuur vol leven. Een rosse waaierstaart misschien? Of een scharrelaar?
Ik was nog niet op mijn bestemming aangekomen, of ik had al een redelijk zeldzame soort opgemerkt tijdens de rit: twee zomertortels die op een elektriciteitskabel de veren zaten te poetsen. Op goed geluk ving ik mijn wandeling aan tussen de glooiende wijn- en olijfgaarden. Behalve wat zwarte spreeuwen en huismussen dacht ik hier niet veel bijzonders aan te treffen. Een biddende torenvalk bracht wat leven in de brouwerij.
Na een paar minuten wandelen besloot ik mijn geluk te wagen in één van de wijngaarden. Ik stapte op goed geluk een landgoed binnen, zonder over een hekken te klimmen dit keer, en zag al meteen wat verderop in een boom een zangvogel uit volle borst zingen. Was het een Orpheusspotvogel? Hij leek er heel sterk op, maar was een stuk groter en de zang klonk ook heel anders, luider ook.
Voorzichtig stapte ik dichter op de vogel af. Toen had ik door hoeveel geluk ik had: luttele momenten na mijn aankomst was ik inderdaad al op een lifer gestoten! Een rosse waaierstaart, alsjeblieft!
Nadat ik té dicht genaderd was, vloog de vogel op, maar niet heel ver weg. Hij bleef zingen, bovenop een struik en vervolgens op de top van een boom. Deze zang had ik nog nooit gehoord, het enige wat ik van deze vogel wist is dat hij steeds zeldzamer wordt onder andere door verlies van habitat. Hij overwintert in het noorden van Afrika, maar brengt de lente en zomer door in bepaalde delen van Spanje, vooral dan in het gebied waar ik nu aan het wandelen was.
Ik genoot met volle teugen van het gezang van deze 'nieuwe' vogel, maar na een kwartier stapte ik een kilometer verder, waar ik zowaar nóg een rosse waaierstaart aantrof. Ditmaal op de grond, alvorens op te vliegen naar een nabije boom. Net zoals de nachtegaal richt de rosse waaierstaart ook voortdurend de staart omhoog.
Zeker en vast een soort die ik later nog eens uitgebreid wil fotograferen, nu ik weet waar ik hem precies kan aantreffen.
Na deze opmerkelijke ontmoeting was het tijd om door te rijden naar Mesas de Asta, een gebied nabij Jerez de la Frontera, waarvan ik wist dat in deze tijd van het jaar er een kolonie lachsternen kon aanwezig zijn, bezig met broeden. De eerste opvallende vogel was een dwergarend, die opvloog uit het struikgewas.
Terwijl de temperatuur langzaam opliep, zag ik boven een korenveld inderdaad de eerste lachsternen. Een ietwat vreemd gezicht om deze vogel hier aan te treffen, maar eenvoudig te verklaren door de aanwezigheid van een redelijk grote lagune waar ze in alle rust kunnen broeden.
Wat later trof ik bij de lagune inderdaad de rest van de kolonie aan, samen met onder andere honderden meeuwen.
Eventjes dacht ik dat er ook een visarend aanwezig was, maar een meeuw op een houten paal boven het water had me verward.
Het was moeilijk om te bepalen hoeveel meeuwen er precies aanwezig waren, maar onderstaande foto's tonen dat hun aantal redelijk indrukwekkend was. Van op een afstand leek er een groot wit tapijt te liggen op één van de eilandjes in de lagune.
Het was een waar genot om de vogels bezig te zien met hun dagelijkse activiteiten: de vliegkunsten van de lachsternen, het gekibbel van de meeuwen om een visje, de aankomst van vier lepelaars, de elegantie van een steltkluut... ik kwam soms ogen te kort.
Eén van de boeiendste taferelen bij zulke grote groep vogels is altijd het geruzie om eten. Meerdere keren zag ik verschillende soorten vogels een school visjes gadeslaan, en wat volgde was steeds een nerveus getrek en geduw om er als eerste met de buit vandoor te gaan.
Enkele dunbekmeeuwen waren geringd. Door de gegevens op te zoeken kwam ik erachter dat er drie exemplaren geringd waren geweest in Veta La Palma, in La Puebla del Río in Sevilla (op ongeveer dertig kilometer afstand). Eén vogel was 9 jaar oud, een andere 11 jaar, een de derde tenslotte 13. Respectabele leeftijden, maar niets uitzonderlijk voor een meeuw, zoals we zagen in onze blogpost over leeftijden van vogels in de provincie Cadiz.
De meeste lachsternen hadden zo hun eigen plek om te vissen, en daardoor ook minder concurrentie.
Bij een eerder bezoek aan Mesas de Asta had ik de plek slechts oppervlakkig verkend. Nu ik tot aan de grote lagune ben gewandeld, heb ik de ware pracht van deze plaats leren kennen. Zeker in de lente meer dan de moeite waard!
Comments